Ga met snelle stap en lichte tred!
De tweede brief van Clara is een vurig pleidooi aan zr. Agnes om te volharden in haar levenskeuze. Clara bemoedigt haar om haar keuze trouw te blijven en eraan vast te houden als een innerlijk kompas. Ze moet zich door niets of niemand van de wijs laten brengen. Want de weg die ze bewandelt mag dan uitdagend en moeilijk zijn en zelfs in het gedrang, hij houdt een belofte in.
Het beeld van de weg is een typisch Bijbels beeld. Al in het Oude Testament is sprake van Gods volk onderweg. Abraham werd geroepen en hij ging op weg, zonder te weten waarheen. In het Nieuwe Testament was Jezus dé pelgrim bij uitstek. De volgelingen van Jezus werden ‘Mensen van de weg’ genoemd. Zo trok Saulus naar Damascus om de ‘aanhangers van de weg’ te vervolgen en gevangen te nemen.
Christenen geloven in Jezus als de weg tot God. Het is een weg van navolging, een weg waarop je ook leerling bent. Ook Clara en haar zusters in de beslotenheid van het klooster van San Damiano ervaarden hun leven en roeping als een ‘op weg zijn’. Net als Franciscus hadden ze alles achtergelaten om arm de arme en nederige Christus na te volgen.
Maar die roeping kwam in het gedrang, zo blijkt uit de tweede brief. Maar zodra Agnes ten volle begreep hoe radicaal de weg van de armoede was die Franciscus en Clara gingen, besloot ze diezelfde weg in te slaan. Ze wilde met haar zusters in armoede leven en ondervond daarop heel wat weerstand niet in het minste van de paus zelf. Paus Gregorius IX wilde de toekomst van Agnes en haar zusters in Praag veilig stellen door het klooster van een vast inkomen te voorzien. Niet meer wetende wiens raad op te volgen, zocht Agnes haar toevlucht bij Clara.
Met prachtig sprekende beeldspraak bemoedigt en bekrachtigt Clara zr. Agnes in haar tweede brief. “Kijk altijd naar je begin”, schrijft ze, “houd je vast aan je voornemen”. Het begin waarover Clara spreekt is het voornemen van Agnes, de gelofte om alle koninklijke rijkdom achter te laten om arm de arme Christus te volgen.
In elk leven kan er een begin zijn, een moment waarop je als mens als het ware ontwaakt en je bewust wordt van een dieper verlangen dat in je leeft. Dat verlangen kom je gaandeweg op het spoor. Je creëert het niet zelf. Het gaat niet om je eigen kleine of grote verlangens. Het komt van veel dieper, het werd je gegeven. Het werd door God in de mens gelegd, in elke mens afzonderlijk.
Het verlangen trekt aan je, roept je, vraagt om een antwoord. Het wil vorm krijgen in jouw leven. Het verlangen trekt je niet één keer, maar telkens weer. Je kan het op het spoor komen tijdens een ontmoeting, door iets dat gebeurt, dat je meemaakt of ervaart. Vaak is er een stilvallen voor nodig, bewust of noodgedwongen, herhaaldelijke momenten van stilte en gebed om er oor voor te hebben. Je moet een stukje leeg worden, leeg van jezelf om ergens op een diepere laag dat diepste verlangen te ontwaren.
Het is als een inzicht dat plots of gaandeweg helder wordt, een waarheid waar je niet omheen kan. Alsof er iets doorbreekt in je leven dat van elders komt en dat van jou om een antwoord vraagt, dat om jouw inzet vraagt. Het verlangen houdt een appél in. Als je erop ingaat, dan zet het je op weg, dan begint er iets nieuws.
Zo gebeurde het ook met Franciscus. Denk aan zijn ontmoeting met de melaatse of de momenten waarop het hem al biddende of in een droom helder werd wat hem wel én net niet te doen stond. Bij Clara was het de ontmoeting met de armen in de straten van Assisi en de strijd die haar familie voerde om hun bezittingen, die haar deed beseffen dat het leven niet om macht, rijkdom en bezit draaide.
Haar ontmoeting met Franciscus wiens inspiratie aansloot bij haar aanvoelen, bracht haar bij haar eigen diepere verlangen om op een totaal andere manier te gaan leven, om vanuit iets geheel anders te leven. Wanneer ze op Palmzondag ’s nachts het ouderlijk huis verlaat om zich aan te sluiten bij Franciscus en de broeders, beantwoordt ze dat diepere verlangen, die roep waardoor ze iets nieuw begon.
Dat verlangen, die roeping, zet de mens op weg, op een heel andere weg vaak dan we in eerste instantie zelf in gedachten hadden. Denk ook aan de woorden van de Zweedse diplomaat Dag Hammarskjöld in 1996:
Het beeld van de weg is een typisch Bijbels beeld. Al in het Oude Testament is sprake van Gods volk onderweg. Abraham werd geroepen en hij ging op weg, zonder te weten waarheen. In het Nieuwe Testament was Jezus dé pelgrim bij uitstek. De volgelingen van Jezus werden ‘Mensen van de weg’ genoemd. Zo trok Saulus naar Damascus om de ‘aanhangers van de weg’ te vervolgen en gevangen te nemen.
Christenen geloven in Jezus als de weg tot God. Het is een weg van navolging, een weg waarop je ook leerling bent. Ook Clara en haar zusters in de beslotenheid van het klooster van San Damiano ervaarden hun leven en roeping als een ‘op weg zijn’. Net als Franciscus hadden ze alles achtergelaten om arm de arme en nederige Christus na te volgen.
Maar die roeping kwam in het gedrang, zo blijkt uit de tweede brief. Maar zodra Agnes ten volle begreep hoe radicaal de weg van de armoede was die Franciscus en Clara gingen, besloot ze diezelfde weg in te slaan. Ze wilde met haar zusters in armoede leven en ondervond daarop heel wat weerstand niet in het minste van de paus zelf. Paus Gregorius IX wilde de toekomst van Agnes en haar zusters in Praag veilig stellen door het klooster van een vast inkomen te voorzien. Niet meer wetende wiens raad op te volgen, zocht Agnes haar toevlucht bij Clara.
Met prachtig sprekende beeldspraak bemoedigt en bekrachtigt Clara zr. Agnes in haar tweede brief. “Kijk altijd naar je begin”, schrijft ze, “houd je vast aan je voornemen”. Het begin waarover Clara spreekt is het voornemen van Agnes, de gelofte om alle koninklijke rijkdom achter te laten om arm de arme Christus te volgen.
In elk leven kan er een begin zijn, een moment waarop je als mens als het ware ontwaakt en je bewust wordt van een dieper verlangen dat in je leeft. Dat verlangen kom je gaandeweg op het spoor. Je creëert het niet zelf. Het gaat niet om je eigen kleine of grote verlangens. Het komt van veel dieper, het werd je gegeven. Het werd door God in de mens gelegd, in elke mens afzonderlijk.
Het verlangen trekt aan je, roept je, vraagt om een antwoord. Het wil vorm krijgen in jouw leven. Het verlangen trekt je niet één keer, maar telkens weer. Je kan het op het spoor komen tijdens een ontmoeting, door iets dat gebeurt, dat je meemaakt of ervaart. Vaak is er een stilvallen voor nodig, bewust of noodgedwongen, herhaaldelijke momenten van stilte en gebed om er oor voor te hebben. Je moet een stukje leeg worden, leeg van jezelf om ergens op een diepere laag dat diepste verlangen te ontwaren.
Het is als een inzicht dat plots of gaandeweg helder wordt, een waarheid waar je niet omheen kan. Alsof er iets doorbreekt in je leven dat van elders komt en dat van jou om een antwoord vraagt, dat om jouw inzet vraagt. Het verlangen houdt een appél in. Als je erop ingaat, dan zet het je op weg, dan begint er iets nieuws.
Zo gebeurde het ook met Franciscus. Denk aan zijn ontmoeting met de melaatse of de momenten waarop het hem al biddende of in een droom helder werd wat hem wel én net niet te doen stond. Bij Clara was het de ontmoeting met de armen in de straten van Assisi en de strijd die haar familie voerde om hun bezittingen, die haar deed beseffen dat het leven niet om macht, rijkdom en bezit draaide.
Haar ontmoeting met Franciscus wiens inspiratie aansloot bij haar aanvoelen, bracht haar bij haar eigen diepere verlangen om op een totaal andere manier te gaan leven, om vanuit iets geheel anders te leven. Wanneer ze op Palmzondag ’s nachts het ouderlijk huis verlaat om zich aan te sluiten bij Franciscus en de broeders, beantwoordt ze dat diepere verlangen, die roep waardoor ze iets nieuw begon.
Dat verlangen, die roeping, zet de mens op weg, op een heel andere weg vaak dan we in eerste instantie zelf in gedachten hadden. Denk ook aan de woorden van de Zweedse diplomaat Dag Hammarskjöld in 1996:
Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja, tegen iemand – of iets. Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.
Dat begin – aldus Clara - mag je niet uit het oog verliezen. Het is een krachtig moment van ommekeer dat houvast biedt: “Kijk altijd naar je begin. Houd je houvast vast, doe wat je doet en geef niet op”, schrijft ze. Blijf gericht op je keuze van het begin, die jouw antwoord is op dat diepe verlangen dat je roept. Het trekt je voluit naar het leven én de liefde toe. Het is een geschenk, een genade.
In haar testament schrijft Clara dat haar roeping één van de weldaden is die ze ontving en dagelijks bleef ontvangen van God, de milde Gever. Haar roeping was radicaal, daar was ze zich van bewust. Maar hoe grootser de roeping, hoe meer dankbaarheid de mens aan God verschuldigd is, zo zegt ze. Het is belangrijk je roeping te leren kennen en altijd goed in gedachten te houden dat het een gave van God is waar we als mens enkel dankbaar om kunnen zijn.
“Leer je roeping kennen. De Zoon van God is voor ons de weg geworden”, schrijft Clara in haar testament en ze voegt eraan toe dat Franciscus haar die weg heeft getoond en geleerd. De Zoon van God volgen in zijn armoede, dat was ook de weg die zr. Agnes van Praag wilde volgen. Maar die weg was nu in het gedrang. Vanuit verschillende hoeken kreeg ze het goedbedoelde advies om toch maar wat rijkdom aan te nemen. Hoe kon ze haar gelofte, haar roeping veilig stellen? Wiens advies moet ze volgen? Als een ervaringsdeskundige gaf Clara raad.
Wie een nieuwe weg inslaat en weerstand ondervindt, moet zich niet laten tegenhouden of erger nog niet rechtsomkeer maken. Integendeel, je zet er best zelfs goed de pas in. Of zoals Clara het verwoordt:
Je moet met snelle stap,
met lichte tred zonder je voeten te stoten,
zodat je schreden zelfs geen stof laten opwaaien,
onbezorgd, blij en opgewekt
het pad van de gelukzaligheid
voorzichtig gaan.
In alle bescheidenheid en zonder te provoceren, mag je best goed doorlopen en vertrouwen hebben in je pad. Laat je niet bezwaren. Wees wakker en waakzaam onderweg, dat volstaat. Wat later vervolgt ze nog dat Agnes elk advies dat haar van het pad van haar roeping weghaalt, naast zich neer moet leggen. Al moet ze wel steeds respectvol blijven.
De mens die zo op weg gaat, leert zich gaandeweg over te geven aan het vertrouwen dat God niet alleen het Begin maar ook de voltooiing zal geven. Clara was er zich van bewust dat Diegene die haar geroepen had God zelf was. Hij was het die haar op weg zette naar zijn allesomvattende liefde toe. Hoe meer ze zich uiterlijk en innerlijk vrijmaakte om op dat appél in te gaan, des te meer die Liefde zich in haar kon nestelen. Het verlangen dat ons op weg heeft gezet, het appél dat we gevoeld hebben wil ons naar een vervullend leven leiden.
Diegene die ons op weg gezet heeft, blijft ons nabij. Door net zoals Clara in vertrouwen de weg te gaan, blijven wij ook Hem nabij, die we altijd terug op het spoor kunnen komen, in de stilte, in gebed, in het binnenste van onze eigen ziel. Net dat biedt houvast.
Clara moedigt zr. Agnes aan haar blik altijd op Christus te houden. Ze nodigt haar uit onophoudelijk de arme en lijdende – en toch ook verrezen - Christus te aanschouwen. Net in het lijden, de verlatenheid en de geschondenheid kwam ze iets op het spoor van het geheim van zijn onnoemelijke liefde voor de mens. Hij bleef trouw aan die liefde, tot aan de dood. Het was een zuivere liefde, zonder bijbedoelingen. En naar die zichzelf gevende liefde zet Hij de mens op weg, langs zoveel verschillende wegen.
Trouw aan de weg, met onze blik gericht op die onuitsprekelijke liefde, zetten ook wij onze innerlijke pelgrimstocht verder. Als we altijd opnieuw loslaten wat niet noodzakelijk is en onze eigen belangen als maar meer achterwege laten, worden we alsmaar meer vrij om vanuit die onvoorwaardelijke liefde te leven.
De weg houdt ook een belofte in. Ondanks de pijn, het verdriet, de angst, het lijden soms onderweg leidt hij de mens naar de gelukzaligheid, naar de allesomvattende liefde die God zelf is. Dat is de eindbestemming van de pelgrimstocht waartoe we allen uitgenodigd worden.
De mens die zo op weg gaat, leert zich gaandeweg over te geven aan het vertrouwen dat God niet alleen het Begin maar ook de voltooiing zal geven. Clara was er zich van bewust dat Diegene die haar geroepen had God zelf was. Hij was het die haar op weg zette naar zijn allesomvattende liefde toe. Hoe meer ze zich uiterlijk en innerlijk vrijmaakte om op dat appél in te gaan, des te meer die Liefde zich in haar kon nestelen. Het verlangen dat ons op weg heeft gezet, het appél dat we gevoeld hebben wil ons naar een vervullend leven leiden.
Diegene die ons op weg gezet heeft, blijft ons nabij. Door net zoals Clara in vertrouwen de weg te gaan, blijven wij ook Hem nabij, die we altijd terug op het spoor kunnen komen, in de stilte, in gebed, in het binnenste van onze eigen ziel. Net dat biedt houvast.
Clara moedigt zr. Agnes aan haar blik altijd op Christus te houden. Ze nodigt haar uit onophoudelijk de arme en lijdende – en toch ook verrezen - Christus te aanschouwen. Net in het lijden, de verlatenheid en de geschondenheid kwam ze iets op het spoor van het geheim van zijn onnoemelijke liefde voor de mens. Hij bleef trouw aan die liefde, tot aan de dood. Het was een zuivere liefde, zonder bijbedoelingen. En naar die zichzelf gevende liefde zet Hij de mens op weg, langs zoveel verschillende wegen.
Trouw aan de weg, met onze blik gericht op die onuitsprekelijke liefde, zetten ook wij onze innerlijke pelgrimstocht verder. Als we altijd opnieuw loslaten wat niet noodzakelijk is en onze eigen belangen als maar meer achterwege laten, worden we alsmaar meer vrij om vanuit die onvoorwaardelijke liefde te leven.
De weg houdt ook een belofte in. Ondanks de pijn, het verdriet, de angst, het lijden soms onderweg leidt hij de mens naar de gelukzaligheid, naar de allesomvattende liefde die God zelf is. Dat is de eindbestemming van de pelgrimstocht waartoe we allen uitgenodigd worden.