Broeders schorremorrie
Het verhaal van Broeder Os
Waarom sta ik hier? Waarom hebben ze me weggehaald uit mijn warme stal om hier in dat tochtig kot te staan.
Er zijn zelfs geen deuren. ’t Is hier koud, heel koud. Er ligt daar een handvol hooi. Niet de moeite. Geen fatsoenlijk hooi.
Thuis bij mijnheer Johannes, daar had ik alles wat ik nodig had. Warm, rustig, goed hooi, genoeg hooi.
Wat komt al dat volk hier doen? Morgen is het kerstmis. Dat ze thuis blijven. Ze hebben hier niks te zoeken.
Ze maken veel teveel drukte. Ik hou van rust.
Kijk toch, helemaal vooraan staat een klein ventje met een gescheurd kleed en een koord om dat bijeen te houden.
Helemaal niet gekleed om naar een feest te gaan. Hij staat raar te doen. Roepen met zijn armen omhoog.
Het is precies of hij in een andere wereld is.
Maar hij is aan het bidden. Stommerik. Hier moet hij niet zijn om te bidden. Dat hij naar een serieuze kerk gaat.
Daar is het warm, mooi verlicht. Met gouden kandelaars en veel kaarsen. Mensen zijn er op hun ’s zondags.
Maar zie dat hier: een hoopje landlopers bijeen. Allee, dat is hier toch geen omgeving om met God bezig te zijn.
Was ik maar thuis, in de stal bij mijnheer Johannes. Lekker warm, goed hooi, genoeg hooi.
En een kaars om de rust niet te storen. Maar zie dat hier: een armoedige boel met armoedzaaiers.
Wat is er hier om God te loven?
Oei, wat gooien ze hier binnen. De ezel van mijnheer Johannes. Ik ken dat beest. Niks mee aan te vangen.
Een ezel moet koppig zijn, en sterk. Deze is dom. Je kan hem alles wijsmaken wat je wil. Echt een stomme ezel.
Maar zie toch dat volk toestromen. Er is hier toch niks te zien? En dat klein manneke daar vooraan dat blijft maar doorgaan.
Dansen, en zingen en springen. Gloria, Gloria, Halleluja…Er is iets mis met dat manneke. Daar zijn kosten aan!
Hola! Nu pakken ze mijn hooi nog af ook. Ze hebben daar iets ineen geflanst en daar leggen ze mijn hooi in.
En ik kan er niet aan. ’t Is hier veel te vol. Die man in zijn wit kleed die binnengekomen is, die staat nu een verhaaltje voor te lezen. Da’s raar. Het verhaal dat hij voorleest gaat ook over een stal, precies zoals hier. Daar zou een kind geboren zijn.
En hij vertelt iets over engelen en herders. Niks van te zien hier. Trouwens, ze moeten daar hier niet mee afkomen.
’t Is hier al druk genoeg.
In dat vertellingske dat ze voorlezen, staat iets van een kind dat ze in een kribbe leggen.
Dat zou daar geboren zijn omdat zijn mama en papa geen plaats vonden in een herberg.
Ook niet slim. Vertrekken om het laatste moment voor dat ze moet bevallen.
Was ik maar in mijn vertrouwde stal bij mijnheer Johannes.
Er zijn zelfs geen deuren. ’t Is hier koud, heel koud. Er ligt daar een handvol hooi. Niet de moeite. Geen fatsoenlijk hooi.
Thuis bij mijnheer Johannes, daar had ik alles wat ik nodig had. Warm, rustig, goed hooi, genoeg hooi.
Wat komt al dat volk hier doen? Morgen is het kerstmis. Dat ze thuis blijven. Ze hebben hier niks te zoeken.
Ze maken veel teveel drukte. Ik hou van rust.
Kijk toch, helemaal vooraan staat een klein ventje met een gescheurd kleed en een koord om dat bijeen te houden.
Helemaal niet gekleed om naar een feest te gaan. Hij staat raar te doen. Roepen met zijn armen omhoog.
Het is precies of hij in een andere wereld is.
Maar hij is aan het bidden. Stommerik. Hier moet hij niet zijn om te bidden. Dat hij naar een serieuze kerk gaat.
Daar is het warm, mooi verlicht. Met gouden kandelaars en veel kaarsen. Mensen zijn er op hun ’s zondags.
Maar zie dat hier: een hoopje landlopers bijeen. Allee, dat is hier toch geen omgeving om met God bezig te zijn.
Was ik maar thuis, in de stal bij mijnheer Johannes. Lekker warm, goed hooi, genoeg hooi.
En een kaars om de rust niet te storen. Maar zie dat hier: een armoedige boel met armoedzaaiers.
Wat is er hier om God te loven?
Oei, wat gooien ze hier binnen. De ezel van mijnheer Johannes. Ik ken dat beest. Niks mee aan te vangen.
Een ezel moet koppig zijn, en sterk. Deze is dom. Je kan hem alles wijsmaken wat je wil. Echt een stomme ezel.
Maar zie toch dat volk toestromen. Er is hier toch niks te zien? En dat klein manneke daar vooraan dat blijft maar doorgaan.
Dansen, en zingen en springen. Gloria, Gloria, Halleluja…Er is iets mis met dat manneke. Daar zijn kosten aan!
Hola! Nu pakken ze mijn hooi nog af ook. Ze hebben daar iets ineen geflanst en daar leggen ze mijn hooi in.
En ik kan er niet aan. ’t Is hier veel te vol. Die man in zijn wit kleed die binnengekomen is, die staat nu een verhaaltje voor te lezen. Da’s raar. Het verhaal dat hij voorleest gaat ook over een stal, precies zoals hier. Daar zou een kind geboren zijn.
En hij vertelt iets over engelen en herders. Niks van te zien hier. Trouwens, ze moeten daar hier niet mee afkomen.
’t Is hier al druk genoeg.
In dat vertellingske dat ze voorlezen, staat iets van een kind dat ze in een kribbe leggen.
Dat zou daar geboren zijn omdat zijn mama en papa geen plaats vonden in een herberg.
Ook niet slim. Vertrekken om het laatste moment voor dat ze moet bevallen.
Was ik maar in mijn vertrouwde stal bij mijnheer Johannes.
Het verhaal van Broeder Ezel
Aahh, dag mijnheer broeder Os. Wat fijn dat ik hier samen met jou mag staan. Gezellig zo met zijn tweetjes.
En we zijn niet alleen. Zie toch hoeveel volk er afkomt. Met fakkels en kaarsen. ’t Wordt hier feestelijk. Ja, ’t is kerstmis!
Die mensen komen hier kerstmis vieren. In een grote kerk met goud en zilver voelen ze zich niet thuis.
Hier is het zoals bij hen thuis: klein en armoedig.
O, kijk, broeder Franciscus is hier ook. Ik heb al veel over hem gehoord.
Hij heeft ook al eens een stukje weg afgelegd op mijn rug, toen hij te ziek was om op zijn voeten verder te gaan.
Hij doet gek zeg je? Helemaal niet. Hij is helemaal zoals hij is. In alles vindt hij een reden om God te loven.
Omdat hij alles van Hem gekregen heeft, zegt hij. Ja ja, ’t is door hem dat wij hier staan. Hij wil hier kerstmis vieren.
Precies zoals dat lang geleden in Bethlehem gebeurd is. Beeeethleehem… Ja, precies een schaap.
In Bethlehem waren de schapen er ook bij, en de herders. En Maria en Jozef.
Wat een ellende: moeten bevallen in een stal omdat er nergens plaats was voor hen.
’t Was daar ook een armoedige bedoening. Juist gelijk hier.
Hoor je het? Emmanuel noemden ze dat kind. God-met-ons wil dat zeggen.
Of nee, Joshua. Dat is ook een mooie naam. God is barmhartig, wil dat zeggen.
Jawel, dat staan wij hier te vieren. ’t Verhaal is van lang geleden.
Maar je ziet: het gebeurt vandaag nog.
God-met-ons in deze onbeduidende plek van niks.
Broeder Franciscus, die heeft dat gesnapt. Hoor hem zingen. Toegegeven: een goeie zanger is hij niet.
Maar luister eens: t is al gloria en halleluja wat je hoort. Hij is God aan het loven en bedanken. Omdat Hij met ons is.
Jaja, t is hier koud. Blaas wat harder, dan wordt het hier warmer.
Belachelijk? Nee, mijnheer broeder Os. Lang geleden is het in het echt gebeurd.
Dat kind toen dat kwam recht uit Gods hart. God-met-ons. Voor altijd.
Flauwe kul? Nee, mijnheer broeder Os. God-met-ons is geboren in een stal. Jammer dat jij dat niet ziet.
Jij ziet alleen de harde realiteit. Kou, armoe, honger. Jij ziet alleen wat je met je eigen ogen ziet of wat je kan bewijzen.
Eigenlijk ben jij de armste van allemaal hier.
Ik zie blije mensen. Ze zingen gelijk engelen. Ik zie Franciscus in vervoering voor God-met-ons.
Ik kan de gloria’s en halleluja’s niet meer tellen. In de verte hoor ik de schapen meezingen.
Franciscus ziet het gebeuren, vandaag. Heel echt. Zoals lang geleden.
God-met-ons in een armoedige stal, klein en kwetsbaar.
Mijnheer broeder Os, je moet kijken met je hart. In de diepte van de realiteit.
Je moet met andere ogen kijken. Dan zie je overal wonderen.
Je schudt van nee met je grote ossenhoofd. Jammer, mijnheer broeder Os.
Je kan het wonder niet zien.
Mijnheer broeder Os, ik wens je toch een zalig kerstfeest.
En we zijn niet alleen. Zie toch hoeveel volk er afkomt. Met fakkels en kaarsen. ’t Wordt hier feestelijk. Ja, ’t is kerstmis!
Die mensen komen hier kerstmis vieren. In een grote kerk met goud en zilver voelen ze zich niet thuis.
Hier is het zoals bij hen thuis: klein en armoedig.
O, kijk, broeder Franciscus is hier ook. Ik heb al veel over hem gehoord.
Hij heeft ook al eens een stukje weg afgelegd op mijn rug, toen hij te ziek was om op zijn voeten verder te gaan.
Hij doet gek zeg je? Helemaal niet. Hij is helemaal zoals hij is. In alles vindt hij een reden om God te loven.
Omdat hij alles van Hem gekregen heeft, zegt hij. Ja ja, ’t is door hem dat wij hier staan. Hij wil hier kerstmis vieren.
Precies zoals dat lang geleden in Bethlehem gebeurd is. Beeeethleehem… Ja, precies een schaap.
In Bethlehem waren de schapen er ook bij, en de herders. En Maria en Jozef.
Wat een ellende: moeten bevallen in een stal omdat er nergens plaats was voor hen.
’t Was daar ook een armoedige bedoening. Juist gelijk hier.
Hoor je het? Emmanuel noemden ze dat kind. God-met-ons wil dat zeggen.
Of nee, Joshua. Dat is ook een mooie naam. God is barmhartig, wil dat zeggen.
Jawel, dat staan wij hier te vieren. ’t Verhaal is van lang geleden.
Maar je ziet: het gebeurt vandaag nog.
God-met-ons in deze onbeduidende plek van niks.
Broeder Franciscus, die heeft dat gesnapt. Hoor hem zingen. Toegegeven: een goeie zanger is hij niet.
Maar luister eens: t is al gloria en halleluja wat je hoort. Hij is God aan het loven en bedanken. Omdat Hij met ons is.
Jaja, t is hier koud. Blaas wat harder, dan wordt het hier warmer.
Belachelijk? Nee, mijnheer broeder Os. Lang geleden is het in het echt gebeurd.
Dat kind toen dat kwam recht uit Gods hart. God-met-ons. Voor altijd.
Flauwe kul? Nee, mijnheer broeder Os. God-met-ons is geboren in een stal. Jammer dat jij dat niet ziet.
Jij ziet alleen de harde realiteit. Kou, armoe, honger. Jij ziet alleen wat je met je eigen ogen ziet of wat je kan bewijzen.
Eigenlijk ben jij de armste van allemaal hier.
Ik zie blije mensen. Ze zingen gelijk engelen. Ik zie Franciscus in vervoering voor God-met-ons.
Ik kan de gloria’s en halleluja’s niet meer tellen. In de verte hoor ik de schapen meezingen.
Franciscus ziet het gebeuren, vandaag. Heel echt. Zoals lang geleden.
God-met-ons in een armoedige stal, klein en kwetsbaar.
Mijnheer broeder Os, je moet kijken met je hart. In de diepte van de realiteit.
Je moet met andere ogen kijken. Dan zie je overal wonderen.
Je schudt van nee met je grote ossenhoofd. Jammer, mijnheer broeder Os.
Je kan het wonder niet zien.
Mijnheer broeder Os, ik wens je toch een zalig kerstfeest.