Broeder Vuur
steekt ons aan
Wees geprezen, mijn Heer, door broeder vuur,
door wie Gij voor ons de nacht verlicht.
Hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk.
Franciscus had een heel bijzondere band met Broeder Vuur. Er is een aloud verhaal ons overgeleverd
waarin Franciscus in een koude winternacht net iets te dicht bij Broeder Vuur was gaan zitten
en hoe zijn kleren begonnen vuur te vatten. Zijn medebroeders zagen het gebeuren en die wouden het vuur doven.
Maar Franciscus verbod in dat. Gelukkig hebben ze deze keer Franciscus
niet gehoorzaamd en toch het vuur gedoofd.
Maar Franciscus vond dat het vuur iets heiligs was en daarom vond hij het altijd moeilijk om het vuur te doven.
Hij liet kaarsen helemaal uitbranden. En ja, dat vuur moest gekoesterd worden.
Dat moest met een zeker respect behandeld worden.
Het vuur gelijkt ook op de zon. Ook in de formulering van het Zonnelied is er een gelijkenis. Broeder Zon,
door wie God de dag verlicht. En Broeder Vuur, door wie God de nacht verlicht.
Dus beiden stralen iets uit. Beiden zijn ook broers. En Franciscus, net als Broeder Zon,
geeft ook de kwaliteit van ‘mooi’ aan Broeder Vuur. Hij straalt.
Het klinkt ook heel mooi in dat Italiaanse dialect. Ello e bello.
En dan komen daar nog drie andere adjectieven bij. Vrolijk, jocundo, speels.
Het vuur straalt iets uit wat mensen aanzet tot bijvoorbeeld kampvuurliederen of het gezellig
rond een vuurschaal gaan zitten avonds om wat te warmen, maar ook het gezellige samenzijn.
Het vuur toont ook iets van een passie, gepassioneerd zijn. En in die zin kunnen we eigenlijk wel zeggen
dat Franciscus ook een heel vurig type was. Hij deed alles met heel veel passie.
Hij straalde ook die vreugde uit die hij overal wou verkondigen.
Ook de schoonheid van de schepping wou hij aan iedereen laten zien.
Hij was daar heel gepassioneerd door.
Er was een innerlijk vuur dat hem dreef en dat hem gaf hem iets aanstekelijks.
Hij wou ook dat anderen door die vrolijkheid en door die vreugde en door die schoonheid werden geraakt
en dat zij ook op die manier God konden loven.
En dan komen daar twee andere adjectieven die de kracht willen benadrukken van het vuur.
Er staat in de Nederlandse vertaling stoer en sterk. Dat klinkt natuurlijk mooi,
maar dichter vertaald zou het eigenlijk robuust zijn. Robuust en sterk.
Er gaat een onnoemelijk grote kracht vanuit dat vuur. En we weten ook hoe verwoestend vuur kan zijn.
Vuur heeft iets dat niet om zich heen kijkt als het oplaait,
als het zijn weg kan gaan en echt vernieling kan brengen.
Het heeft een hele sterke kracht. En het lijkt erop alsof broeder vuur
een getemde vorm is van het vuur, alsof we enkel het mooie, beheersbare vuur zien,
die tegelijk nog altijd krachtig is, maar die niets meer van dat verwoestende heeft.
Het lijkt een beetje op de wolf van Gubbio, die Franciscus ook getemd had en waarin hij ook die broederlijkheid zag.
Jij die wonderbare dingen doet.
Keer ons om en maak ons vrij.
Wek in ons die liefdevolle kracht.
Draag door ons het goede uit.
door wie Gij voor ons de nacht verlicht.
Hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk.
Franciscus had een heel bijzondere band met Broeder Vuur. Er is een aloud verhaal ons overgeleverd
waarin Franciscus in een koude winternacht net iets te dicht bij Broeder Vuur was gaan zitten
en hoe zijn kleren begonnen vuur te vatten. Zijn medebroeders zagen het gebeuren en die wouden het vuur doven.
Maar Franciscus verbod in dat. Gelukkig hebben ze deze keer Franciscus
niet gehoorzaamd en toch het vuur gedoofd.
Maar Franciscus vond dat het vuur iets heiligs was en daarom vond hij het altijd moeilijk om het vuur te doven.
Hij liet kaarsen helemaal uitbranden. En ja, dat vuur moest gekoesterd worden.
Dat moest met een zeker respect behandeld worden.
Het vuur gelijkt ook op de zon. Ook in de formulering van het Zonnelied is er een gelijkenis. Broeder Zon,
door wie God de dag verlicht. En Broeder Vuur, door wie God de nacht verlicht.
Dus beiden stralen iets uit. Beiden zijn ook broers. En Franciscus, net als Broeder Zon,
geeft ook de kwaliteit van ‘mooi’ aan Broeder Vuur. Hij straalt.
Het klinkt ook heel mooi in dat Italiaanse dialect. Ello e bello.
En dan komen daar nog drie andere adjectieven bij. Vrolijk, jocundo, speels.
Het vuur straalt iets uit wat mensen aanzet tot bijvoorbeeld kampvuurliederen of het gezellig
rond een vuurschaal gaan zitten avonds om wat te warmen, maar ook het gezellige samenzijn.
Het vuur toont ook iets van een passie, gepassioneerd zijn. En in die zin kunnen we eigenlijk wel zeggen
dat Franciscus ook een heel vurig type was. Hij deed alles met heel veel passie.
Hij straalde ook die vreugde uit die hij overal wou verkondigen.
Ook de schoonheid van de schepping wou hij aan iedereen laten zien.
Hij was daar heel gepassioneerd door.
Er was een innerlijk vuur dat hem dreef en dat hem gaf hem iets aanstekelijks.
Hij wou ook dat anderen door die vrolijkheid en door die vreugde en door die schoonheid werden geraakt
en dat zij ook op die manier God konden loven.
En dan komen daar twee andere adjectieven die de kracht willen benadrukken van het vuur.
Er staat in de Nederlandse vertaling stoer en sterk. Dat klinkt natuurlijk mooi,
maar dichter vertaald zou het eigenlijk robuust zijn. Robuust en sterk.
Er gaat een onnoemelijk grote kracht vanuit dat vuur. En we weten ook hoe verwoestend vuur kan zijn.
Vuur heeft iets dat niet om zich heen kijkt als het oplaait,
als het zijn weg kan gaan en echt vernieling kan brengen.
Het heeft een hele sterke kracht. En het lijkt erop alsof broeder vuur
een getemde vorm is van het vuur, alsof we enkel het mooie, beheersbare vuur zien,
die tegelijk nog altijd krachtig is, maar die niets meer van dat verwoestende heeft.
Het lijkt een beetje op de wolf van Gubbio, die Franciscus ook getemd had en waarin hij ook die broederlijkheid zag.
Jij die wonderbare dingen doet.
Keer ons om en maak ons vrij.
Wek in ons die liefdevolle kracht.
Draag door ons het goede uit.