Broeder ...
Herkend had ik je niet.
Zoon des verderfs
werd je genoemd.
Ik vermoedde je onbeschaafd,
wild zelfs zoals een beest
dat me in één ruk kon verslinden.
Ze brachten me voor je.
Ik wist niet wat ik zag!
In je ogen las ik ... wijsheid,
een vaderlijke mildheid.
Al lag mijn leven in jouw handen,
vrezen deed ik niet meer.
Over mijn God vertelde ik je,
die Vader is, Zoon én Heilige Geest.
Je luisterde, geboeid,
alsof je het begreep.
Toch had je vele vragen.
Dan weerklonk die oproep,
God is groot, zei je.
Gods naam prevelend
zag ik je vol ontzag
neerbuigen, je hoofd op de grond.
In naam van God, de erbarmer,
de barmhartige...
'Broeder', wist ik toen.
Je bent 'de andere'
én toch mijn broeder.
Zoon des verderfs
werd je genoemd.
Ik vermoedde je onbeschaafd,
wild zelfs zoals een beest
dat me in één ruk kon verslinden.
Ze brachten me voor je.
Ik wist niet wat ik zag!
In je ogen las ik ... wijsheid,
een vaderlijke mildheid.
Al lag mijn leven in jouw handen,
vrezen deed ik niet meer.
Over mijn God vertelde ik je,
die Vader is, Zoon én Heilige Geest.
Je luisterde, geboeid,
alsof je het begreep.
Toch had je vele vragen.
Dan weerklonk die oproep,
God is groot, zei je.
Gods naam prevelend
zag ik je vol ontzag
neerbuigen, je hoofd op de grond.
In naam van God, de erbarmer,
de barmhartige...
'Broeder', wist ik toen.
Je bent 'de andere'
én toch mijn broeder.