Een dienaar van God mag alleen
van de zonde een afkeer hebben. Hoe iemand ook zondigt, als een dienaar van God zich daarom opwindt en kwaad wordt ‑ wat niet uit liefde voortkomt ‑ dan vergaart hij zich een kapitaal aan schuld. Die dienaar van God die niet kwaad wordt en zich nergens over opwindt, leeft echt zonder eigendom. Gelukkig dus wie niets voor zichzelf achterhoudt en aan de keizer teruggeeft wat van de keizer is, en aan God, wat van God is. Wijsheidsspreuk 11 |