Actief vertrouwen
Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan.
Voor mij draait deze evangelietekst om vertrouwen. Vertrouwen, dat als ik vraag, ik zal krijgen, als ik zoek, ik zal vinden, als ik klop, er zal worden opengedaan.
Dat vertrouwen is voor mij een fundamentele levenshouding, die de kern uitmaakt van wat geloven is. Het is leven vanuit de idee dat de mens, de schepping, God, goed en te vertrouwen zijn.
Ik bedoel daarmee niet een sluitend, “naïef” vertrouwen in de werkelijkheid hier en nu, alsof er niets mis kan gaan en iedereen altijd en overal vriendelijk is voor elkaar. We moeten maar naar de dagelijks nieuwsberichten luisteren om te weten dat de wereld helaas niet zo in elkaar zit.
“En toch…” het is voor mij juist deze evangelietekst die mij inspireert om die houding van vertrouwen vast te houden, om niet te gaan leven vanuit angst en wantrouwen.
Maar dat vertrouwen is in de eerste plaats een vertrouwen in een religieuze werkelijkheid, “au-delà”, die ten diepste goed is, en waar ik me daarom veilig en geborgen aan mag toe-vertrouwen.
Wat ik ook zo treffend vind aan deze tekst is dat Jezus niet zegt dat er ons “vanzelf” gegeven zal worden, dat we “vanzelf” zullen vinden, dat de deuren “vanzelf” zullen opengaan. Nee, het is aan ons om eerst zelf te vragen, te zoeken, te kloppen. Vertrouwen is dus geen passief (ver)wachten, tot alles wel goed komt, maar een actieve houding.
En dat dit actief vertrouwen lang niet altijd vanzelfsprekend is blijkt uit de voorafgaande gelijkenis: de nachtelijke vraag om broden is “onbeschaamd”, helemaal niet vanzelfsprekend. Ook in mijn dagelijks leven ervaar ik hoe moeilijk het soms is om te vertrouwen: niet voorbij lopen als je op straat door een onbekende wordt aangesproken, een idee van een collega waar je twijfels bij hebt niet afbranden, maar een kans geven; bij een vraag om een hulpactie te steunen niet moedeloos de schouders ophalen omdat het toch geen zin heeft….
Maar het is door dan toch die houding van vertrouwen aan te nemen, door er op te rekenen dat de deur waarop je klopt zal openen, dat mensen zich ook anders gaan gedragen, dat plannen anders uitgewerkt worden, dat alles anders kan lopen.
En op die manier blijft die vertrouwvolle werkelijkheid dan geen zuiver religieus “au-delà”, maar wordt ze ook in het hier en nu werkelijkheid, en kan ik ook in het hier en nu iets van die geborgenheid in God ervaren.
Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met het oordeel dat gij velt, zult gij geoordeeld worden en de maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken.
Deze passage komt uit de Bergrede, een tekst die natuurlijk in haar geheel heel motiverend en inspirerend is. De zaligsprekingen aan het begin van de Bergrede moet voor wie in de marge van de samenleving leeft heel troostend zijn. De liefde die Jezus verkondigt is enorm en stelt elk voor hand liggend denken en handelen in vraag.
Maar tegelijk zijn ook de normen die verkondigd worden enorm: de linkerwang aanbieden, meer geven dan wat men je vraag, …. Jezus schept hiermee een heel tastbaar én inspirerend beeld van het Rijk Gods.
Maar als dagelijkse “handvaten” liggen deze verzen voor mij soms toch ver buiten bereik. Omwille van de veeleisendheid uiteraard, maar ook omdat er situaties beschreven worden waar we niet zo gemakkelijk mee worden geconfronteerd. En natuurlijk kunnen we ons ook de vraag stellen of het hier wel gaat om “richtlijnen” die we zomaar altijd letterlijk moeten toepassen. Voor mij gaat het hier in de eerste plaats om voorbeelden die laten zien hoe anders de logica van de liefde is.
En daarom vind ik de tekst over het oordelen zo motiverend. Voor mij is dit echt een tekst die elke dag een concrete inspiratie kan zijn, waar ik elke dag naar kan streven om het effectief in de praktijk te brengen.
Want oordelen is iets dat we elke dag doen. Misschien niet luidop, gesproken, maar zo vaak in ons binnenste. Ik betrap mezelf heel vaak op het oordelen: soms gewoon van mensen die ik onderweg tegenkom: “die persoon is toch heel vreemd gekleed”, of “het is toch weinig respectvol, zo veel lawaai maken op de trein …”, … Of als je een verhaal leest of hoort over iemand anders, bekend of onbekend, waarbij je ook heel snel, zonder de volledige context te kennen geoordeeld hebt wie “de goede” is die correct heeft gehandeld en wie de mist in is gegaan.
Ik merk bij mezelf dat het oordelen uitschakelen heel moeilijk is. En hoewel ik er naar streef om dat meer te oden, denk ik ook dat oordelen op zich niet altijd verkeerd is. Soms is een oordeel echt wel noodzakelijk om te bepalen wat goed en rechtvaardig is – en wat dat niét is, om zo bepaalde zaken te kunnen aanklagen, of te streven naar verbetering.
Daarom dat het voor mij vooral de zin “de maat die gij gebruikt zal voor u gebruikt worden” is die ik als inspiratie in mijn achterhoofd tracht te houden. Het is een aanmaning om niet strenger te zijn voor anderen dan voor jezelf, of beter, om voor anderen dezelfde mildheid te betonen als waarmee je naar jezelf kijkt. Leven en handelen zijn complex, en zijn nooit in eenvoudige oordelen te vatten. In ons eigen leven begrijpen we dat makkelijk, omdat we het volledige plaatje zien, maar er is geen reden waarom dit niet voor anderen geldt.
Ook Franciscus spoort ons hiertoe aan in zijn Wijsheidsspreuk
Gelukkig de mens die de ander in diens broosheid draagt zoals hij zelf zou willen worden gedragen in een soortgelijke situatie.
Net als deze Wijsheidsspreuk van Franciscus zie ik deze evangelietekst als een variant op de gulden regel “behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden”. Maar in deze evangelietekst over het oordelen gaat het niet om ons uiterlijke gedrag, maar om onze innerlijke houding t.o.v. de ander.
Een ander niet “verkeerd” behandelen, lukt meestal nog, maar die ander ook in onze binnenste niet veroordelen, is voor mij veel diepgaander, en moeilijker. Maar het is dan deze evangelietekst die mij telkens weer aanspoort om hier toch naar te streven.
Want het is pas als we hier in slagen, als we de ander met dezelfde maat nemen als onszelf, dat we onszelf niet meer als “meerdere” mens zien, en verdere stappen kunnen zetten naar het Rijk Gods dat in de Bergrede zo krachtig verkondigd wordt.