Het Goede laten stromen!
De Heer gaf haar ten antwoord: “Marta, Marta, wat maak je je bezorgd en druk over veel dingen. Slechts één ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen, en het zal haar niet ontnomen worden.”
Dit verhaal heeft me steeds al geprikkeld omdat ik, als lezer en gelovige graag wil weten ‘zeg me dan, wat is het juiste wat ik moet doen’. ‘Moet ik Marta of Maria zijn?’ Bij het lezen stoot ik automatisch op wat opstand. Een oneerlijkheidsgevoel. Exegetisch kan ik niets vertellen over dit fragment, dus ik spreek enkel uit mijn buikgevoel.
Het treft me enorm in dit verhaal dat het om veel meer gaat dan gastvrijheid. Het gaat voor mij over zorg én zelfzorg. Vooral dat laatste wordt als een modern concept gezien, maar dat blijkt hier niet. Zorg is de basis voor gastvrijheid. De taak van Marta is enorm belangrijk, daar is geen twijfel over. Het lijkt echter dat ze het dienende deel van de gastvrijheid belangrijker acht dan het luisterende deel of het aanwezig zijn. Er lijkt enige jaloezie in de taakverdeling en het gevolg ervan. De één moet veel geven en de andere kan veel krijgen. Wat is het goede evenwicht? Die vraag zet me aan het denken.
We kunnen ons allen herkennen in de frustratie van Marta, want er moet zoveel gebeuren. Maar het dienen moet wel tot iets dienen, namelijk hier het ontvangen van Jezus. Niet allen zijn fysieke aanwezigheid, maar (vooral) Zijn boodschap. Hier stelt Jezus het even scherp en helder: “Slechts één ding is nodig” Bij het zelf beleven van soortgelijke frustratie is het goed mezelf de vraag te stellen. ‘Wat is dat ene dat slechts nodig is?’ Het relativeert veel, het haalt veel spanning weg, het zet de blik en het hart weer in de goede richting. Als vanzelf wordt de dienende taak dan ook weer aantrekkelijk. Het faciliteert dat ene dat slechts nodig is. Ik kan doen wat in mijn kunnen ligt om dat ene waar te maken. Het wordt een eer en genoegen. Jezus zegt letterlijk dat Maria het beste deel heeft gekozen. Dat is duidelijk. Ook ik wou wel aan Jezus’ voeten luisteren naar Zijn woorden. Als christen geloof ik dat wat écht nodig is, dat ik dat kan terugvinden in het evangelie, in de blijde boodschap van Jezus. Maar Jezus zei, het beste deel, waarmee ook duidelijk is dat er ook een ander deel is, namelijk het faciliteren.
Ondanks de zeer heldere boodschap in dit verhaal is het antwoord op mijn eigen vraag, of ik nu Maria of Marta moet zijn, wat vager. Ik moet beide zijn... Maar hoe? In het verhaal lijken ‘zorgen’ en ‘ontvangen’ onverenigbaar en zijn belichaamd door de twee vrouwen. Dit verhaal leert me dat er tijd en ruimte moet gemaakt worden om het evangelie te ontvangen. Om de energie en zin te laten binnen komen via Zijn woorden. En dat dit essentieel is, dat ik me dat niet moet ontzeggen. Maar dat kan je slechts als er ook gezorgd wordt voor die tijd en ruimte.
Bij Franciscus’ regel voor de kluizenarijen valt heel wat mooi op zijn plaats. Moeder zijn, de actieve levenswijze is zorgend en dienend voor de zoon, die de contemplatieve levenswijze voorstelt waar tijd is voor zingeving. De zoon, in dit verhaal Maria, kan zich letterlijk en figuurlijk voeden.
Dit verhaal maakt me dankbaar voor de Marta’s in mijn leven, maakt me dankbaar voor de eigen Mariamomenten, maar ook omgekeerd. Ik apprecieer des te meer mijn functie als Marta en ik gun het de Maria’s in mijn leven van harte. Ik leer hoe zorg niet zonder zelfzorg kan en zelfzorg niet zonder zorg kan. En als het me even wat vaag wordt, dan herhaal ik mezelf die ene zin ‘Slechts één ding is nodig’. Ik neem het mee in deze vastenperiode en nodig u daar ook heel graag toe uit.
Het treft me enorm in dit verhaal dat het om veel meer gaat dan gastvrijheid. Het gaat voor mij over zorg én zelfzorg. Vooral dat laatste wordt als een modern concept gezien, maar dat blijkt hier niet. Zorg is de basis voor gastvrijheid. De taak van Marta is enorm belangrijk, daar is geen twijfel over. Het lijkt echter dat ze het dienende deel van de gastvrijheid belangrijker acht dan het luisterende deel of het aanwezig zijn. Er lijkt enige jaloezie in de taakverdeling en het gevolg ervan. De één moet veel geven en de andere kan veel krijgen. Wat is het goede evenwicht? Die vraag zet me aan het denken.
We kunnen ons allen herkennen in de frustratie van Marta, want er moet zoveel gebeuren. Maar het dienen moet wel tot iets dienen, namelijk hier het ontvangen van Jezus. Niet allen zijn fysieke aanwezigheid, maar (vooral) Zijn boodschap. Hier stelt Jezus het even scherp en helder: “Slechts één ding is nodig” Bij het zelf beleven van soortgelijke frustratie is het goed mezelf de vraag te stellen. ‘Wat is dat ene dat slechts nodig is?’ Het relativeert veel, het haalt veel spanning weg, het zet de blik en het hart weer in de goede richting. Als vanzelf wordt de dienende taak dan ook weer aantrekkelijk. Het faciliteert dat ene dat slechts nodig is. Ik kan doen wat in mijn kunnen ligt om dat ene waar te maken. Het wordt een eer en genoegen. Jezus zegt letterlijk dat Maria het beste deel heeft gekozen. Dat is duidelijk. Ook ik wou wel aan Jezus’ voeten luisteren naar Zijn woorden. Als christen geloof ik dat wat écht nodig is, dat ik dat kan terugvinden in het evangelie, in de blijde boodschap van Jezus. Maar Jezus zei, het beste deel, waarmee ook duidelijk is dat er ook een ander deel is, namelijk het faciliteren.
Ondanks de zeer heldere boodschap in dit verhaal is het antwoord op mijn eigen vraag, of ik nu Maria of Marta moet zijn, wat vager. Ik moet beide zijn... Maar hoe? In het verhaal lijken ‘zorgen’ en ‘ontvangen’ onverenigbaar en zijn belichaamd door de twee vrouwen. Dit verhaal leert me dat er tijd en ruimte moet gemaakt worden om het evangelie te ontvangen. Om de energie en zin te laten binnen komen via Zijn woorden. En dat dit essentieel is, dat ik me dat niet moet ontzeggen. Maar dat kan je slechts als er ook gezorgd wordt voor die tijd en ruimte.
Bij Franciscus’ regel voor de kluizenarijen valt heel wat mooi op zijn plaats. Moeder zijn, de actieve levenswijze is zorgend en dienend voor de zoon, die de contemplatieve levenswijze voorstelt waar tijd is voor zingeving. De zoon, in dit verhaal Maria, kan zich letterlijk en figuurlijk voeden.
Dit verhaal maakt me dankbaar voor de Marta’s in mijn leven, maakt me dankbaar voor de eigen Mariamomenten, maar ook omgekeerd. Ik apprecieer des te meer mijn functie als Marta en ik gun het de Maria’s in mijn leven van harte. Ik leer hoe zorg niet zonder zelfzorg kan en zelfzorg niet zonder zorg kan. En als het me even wat vaag wordt, dan herhaal ik mezelf die ene zin ‘Slechts één ding is nodig’. Ik neem het mee in deze vastenperiode en nodig u daar ook heel graag toe uit.
Nee, heb je vijanden lief, doe wel en leen uit, en verwacht daarvoor niets terug. Dan zal er een rijke beloning voor jullie zijn. Veroordeel niet, dan zullen jullie niet veroordeeld worden. Spreek vrij, dan zullen jullie vrijgesproken worden. Geef, dan zal jullie gegeven worden. Een mooie maat, stevig aangedrukt, goed geschud en overvol zal je in de schoot geworpen worden. Want met de maat waarmee jullie meten, zul je gemeten worden.
‘Heb je vijanden lief, doe wel en leen uit en verwacht daarvoor niets terug’ ‘wees barmhartig ... Veroordeel niet... Spreek vrij... Geef...’ Het is een evangelietekst met heel wat opdrachten die op het eerste zicht overkomen als dirigerend en beknottend, maar de boodschap is net de vrijheid die het verwezenlijkt.
Dat goed doen niet met de intentie mag zijn om iets goed terug te krijgen wordt eigenlijk tegengesproken, want net door goed te doen, zonder wat terug te verwachten, zal je het goede ontvangen. Het klinkt paradoxaal, maar eigenlijk klopt het wel als een levenshouding. Het vraagt van ons in het leven te staan zonder maat op de goede zaken die we doen. Alsof het vat aan goed doen onuitputtelijk is. Zelf hebben we niet dat gevoel. We zijn toch beperkt? We zijn beperkt in dagen en dragen. We kunnen slechts weinig aan. En omdat het ons zo kostbaar en beperkt lijkt, wat we aankunnen, willen we goed berekenen aan wie we het geven. Alsof het een belegging moet zijn met een goede terugverdiencapaciteit. Het evangelie daagt ons uit om dat los te laten. Goed doen, zo veel als je kan, zonder de energie te verspelen om te berekenen of iedere daad een garantie heeft tot terugverdienen, dat is wat ons gevraagd wordt. Dat is de goede boodschap waar ik veel kracht uit put. Al dat ‘goede’ zoekt immers zijn weg terug, dat is mijn vertrouwen. Het goede als de kleinste atomen die in verschillende samenstellingen, steeds blijven bestaan. Het Goede dient geschreven te worden met een hoofdletter, net als de Liefde. God als bron vraagt ons om het Goede te laten stromen, wetende dat alles terug naar de Bron keert om ons zo ook terug te inspireren.
Ik koppel er graag de wijsheidsspreuken van Franciscus aan, waar ik leerde over het goede teruggeven aan God. Het heeft me al veel tot nadenken gezet. Het goede is geen eigen bezit, maar ik mag het wel geven. Weer zo’n tegenstelling. Het Goede dat ik durf achter te houden omdat ik bang ben dat het te kostbaar is om in te zetten, is helemaal niet van mij en wordt pas groter door het weg te schenken. Goed doen zonder rem betekent ook niet veroordelen, dat lees ik in dit evangelie. Wie ben ik om vanuit mijn perspectief iemand met een heel ander perspectief te veroordelen? Ik sta immers niet in de ander zijn/haar schoenen. Het roept in mij op dat ook die zogenaamde vijanden ook maar mensen zijn en dat de vrede net daar zit, in hen dan ook als mensen te behandelen. Ik voeg graag toe, net zoals we zelf behandeld willen worden. Want ook ik ben net de vijand, en ook ik zou kunnen veroordeeld worden. Ook ik behoor tot de aangehaalde ondankbare en slechte mensen. Het is een evangelietekst dat me laat ervaren hoe klein en broos we zijn, maar tegelijk worden we uitgedaagd om het beste in ons, om dat wat we zelf gekregen hebben, voluit te geven, voluit te leven.
Het is voor mij veel meer dan de gulden regel, maar ook de troost en de zekerheid dat er een groot verbindend kader is dat leven geeft, waar ik een onderdeel van uit maak en waar ik toe uitgedaagd wordt om er actief deel van te zijn.