Samen rond de Kerststal
Op Kerstmis komen alle personages
uit het verhaal van Broeder Juniperus en de zilveren ringen
samen rond de Kerststal en blikken terug op het verhaal:
samen broederlijk en zusterlijk verenigd rondom de Kerststal:
zo kan het ook dit jaar opnieuw Kerstmis worden.
uit het verhaal van Broeder Juniperus en de zilveren ringen
samen rond de Kerststal en blikken terug op het verhaal:
samen broederlijk en zusterlijk verenigd rondom de Kerststal:
zo kan het ook dit jaar opnieuw Kerstmis worden.
Oef. Het is allemaal in orde. De kerstviering wordt mooi. De kapel is picobello in orde. Geen stofje kan je vinden. Mooi versierd. Die zilveren ringen ontbreken en dat blijft een beetje pijn aan ’t hart doen maar ik heb er mij bij neergelegd. Liever geen zilveren ringen dan ambras in de gemeenschap. En dan nog op kerstmis.
Het is waar, ik ben een beetje fanatiek. Voor mij is een mooie kapel alles waard. Ik doe mijn werk ter ere Gods. Hij is het waard dat Zijn verblijfplaats tussen ons veel aandacht krijgt. Zijn kapel is een plek van aanbidding. Dat heb ik van vader Franciscus geleerd. Die zou geen kerkgebouw voorbijgegaan zijn zonder gebed. ‘ Wij aanbidden U, allerhoogste Heer Jezus Christus, hier en in alle kerken die over heel de wereld zijn…’ Zo bad hij ieder keer als hij een kerk passeerde. Een mooie omgeving, ordelijk en netjes, brengt voor mij rust. Zo kan ik beter bidden. Voor die dekselse Juniperus is dat blijkbaar anders. Ik was zo kwaad als ik zag dat hij die waardevolle ringen weggegeven had. Ik was kwaad omdat hij dat moois uit het huis des Heren wegnam. Maar als ik eerlijk ben, was ik ook kwaad om mezelf. Ik heb hard gewerkt om de kapel mooi te maken. Alle details klopten. Als Juniperus daar iets aan veranderde, voelde dat als een afwijzing van al mijn werk. Mijn broeders vinden het al gewoontjes dat het allemaal zo goed in orde is in de kapel. Een woord van waardering zou mij goed doen. Dat hoor ik zelden. Nee, ze vinden dat ik een luxejob heb omdat ik minder moet gaan bedelen. Ik moet leren minder van mezelf te steken in mijn werk in de kapel. Als het echt allemaal ter ere Gods zou zijn, zou ik niet zo kwaad worden. Hij kan wel verder zonder die kostbare ringen. Hier, voor de kerststal, besef ik hoe ik met mezelf bezig was. Hij die geboren is in een arme stal en ik die mij druk maak om de versiering van de kapel. Het klopt niet. En dan Juniperus. Ik kan mij mateloos ergeren aan hem. Toch wil ik ook zijn positieve kanten zien. Hoe hij daarnet met die warme meelpap aankwam bij de overste. En hij had net een flinke uitbrander gekregen. Ik zou dat niet kunnen, moet ik toegeven. Daarom bewonder ik Juniperus ook een beetje. Het is kerstmis. We kijken samen naar de kerststal. Dat kind, in armoede geboren en in armoede gestorven. Onze God. Het blijft moeilijk. Juniperus staat naast mij. Hij zingt luid en vals. Och, hij mag zijn wie hij is. En ik mag me ergeren en hem soms bewonderen. Het is weer gelukt. We staan samen bij de kerststal. Het gedrag van Juniperus heeft tot heel wat spanning in de gemeenschap geleid. Ik weet ook niet goed wat ik er moet van denken. Langs de ene kant is het een arme broeder van Franciscus in hart en nieren. Ook Franciscus kon niet uitstaan dat iemand armer was dan hij. Je mag Juniperus alles vragen. Altijd opgewekt. Anderzijds werkt hij op onze zenuwen met zijn naïeve radicaliteit. Naïef, zeggen wij. Een mens moet toch ook realist zijn? Er moet brood op tafel. Ons schamel kloostertje moet onderhouden worden. Ons kerkje mag toch mooi zijn voor ons gebed en de eucharistieviering?
Maar met Juniperus moet je niet discussiëren. Nadenken doet hij niet. De arme Christus volgen zoals Franciscus dat deed, is alles wat hem interesseert. Niet denken, geen zorgen maken voor morgen, vertrouwen op Hem van wie we alle goede gaven ontvangen, delen met wie nog minder heeft. Meer heeft Juniperus niet nodig. Zijn radicale (en voor velen hopeloos naïeve) manier van Jezus volgen, zorgt voor onenigheid in de gemeenschap. De koster was heel verontwaardigd om die zilveren ringen. Andere broeders gaven hem gelijk. De discussie was hevig. En dat op kerstavond. Matheo, onze oudste broeder, kwam tussen: dat we toch broeders zijn, dat we elkaar de ruimte moeten geven om elk op onze eigen wijze de arme Christus te volgen. Dat we elkaar daarin kunnen dragen en voeden. Ook door te discussiëren en van gedacht te verschillen. We zijn toch broeders van elkaar? Elk van ons heeft talenten. Elk van ons heeft scherpe kanten waarmee we elkaar het leven moeilijk maken. Het werd stil. Ik zag de boze gezichten verzachten. Juniperus beloofde dat hij de volgende keer eerst zou nadenken en overleggen. Niemand gelooft dat. We weten dat hij de volgende keer weer zal handelen en dan nadenken. Hij is wie hij is. Hij is onze broeder. Met hem willen we verder. Zo is het kerstavond geworden. Zo staan we samen rond de kerststal en vieren we dat de Heer geboren werd in een arme stal en naakt in de kribbe gelegd werd. Het is goed om hier als broeders te staan. |
Het is hier een beetje warm. Samen met mijn kinderen zit ik op de laatste rij in het kleine kapelletje. De jongste op schoot. Het was feest daarnet. Brood op tafel, meelpap, en enkele feestelijke ditjes-en datjes. De hongerige magen werden gestild. Ik had zelfs een beetje houtskool kunnen kopen zodat het warm was in mijn kleine huisje. En dat allemaal door de goedheid van de broeders hier.
Ik denk dat ik geluk had dat die kleine broeder open deed. Die is altijd vrijgevig. Er zijn hier andere broeders die mij wegsturen zonder iets. Och ja, zij hebben het ook niet breed, ik weet het. Zij hebben er hun stiel van gemaakt om te gaan bedelen. Op de meeste plekken waar zij aankloppen oogsten zij niet alleen goeie gaven maar ook respect. Omdat ze broeders zijn van die Franciscus die hier in Assisi ronddoolde. Ik kijk naar de kerststal, naar Maria. Dat vrouwke heeft ook niet veel rijkdom gekend. Bevallen in een arme stal, ver van huis. Zelfs geen dekentje om de pasgeborene te verwarmen. Ik denk aan mijn eigen bevallingen. Gelukkig in de zomer… Ik weet niet of ook Marie gebedeld heeft. Hier moet ook zij wel leven van de cadeaus die anderen haar brengen. Als ik me nog eens schaam omdat ik moet gaan bedelen, zal ik aan haar denken. Een arme vrouw zoals ik. Zij weet wat het is: kinderen groot brengen in armoede. Haar voorbeeld moet mij helpen om de omstandigheden te dragen en beroep te doen op de goedheid van anderen. Als ik het bedenk: de één heeft teveel, de ander heeft genoeg, de ander is arm en heeft tekort. Met bedelen help ik mensen van hun teveel af. Ik help hen dus eigenlijk want teveel hebben is ook niet goed voor een mens. Vroeg of laat ga je toch dood en moet je alles achterlaten. Wat heeft het dan gebaat zoveel rijkdom op te stapelen. Ik ga een beetje rechter zitten. Ik hoef mij niet te schamen omdat ik arm ben. Onze Heer Jezus en Zijn moeder waren ook arm. Ik zal er voortaan aan denken dat ik de rijken van hun overschot af help. Ik ben ik. Arm en klein. Het is goed zo. Wat was me dat? Zo’n conflict in de gemeenschap omdat ik die ringen van het altaar aan een arme vrouw gegeven heb. Wat moest ik anders doen? De Allerhoogste heeft die ringen toch niet nodig? Wij ook niet. Wij kozen ervoor om arm de arme Christus te volgen. Die vrouw had honger. Haar kinderen hadden honger. Ik kan toch geen zilveren ringen aan het altaar zien hangen op kerstavond en weten dat die vrouw geen eten heeft?
Volgens de broeders moet ik eerst overleggen met broeder overste vooraleer ik iets weggeef van wat gemeenschappelijk is. Dat snap ik wel. Ik wil een arme broeder zijn. Ik mag dus ook niet beschikken over wat van ons samen is. In de discussie heb ik gezwegen. Ik vond het heel moeilijk dat ik de oorzaak was van tweedracht in de gemeenschap. Ik heb het hoofd gebogen en me heel klein gemaakt. Me klein gevoeld ook. Zo moet Jezus zich gevoeld hebben als hij beschuldigd werd. Ik heb beloofd dat ik de volgende keer eerst zal nadenken vooraleer ik voor de zoveelste keer impulsief handel. Ik heb het beloofd met heel mijn hart. We leven als broeders samen en ik wil rekening houden met de mening van mijn broeders. Ik weet ook dat het niet altijd zal lukken. Mijn hoofd werkt trager dan mijn hart. Mijn hart zegt: arm de arme Christus volgen. Ik kan niet anders. Sommigen noemen dat naïef. Was broeder Franciscus dan ook naïef? Is het evangelie volgen in al zijn consequenties dan naïef? Was Jezus dan ook naïef? Hij had als machtige heerser kunnen komen. Hij had kunnen wonen in rijke paleizen. Hij had beroep kunnen doen op dienaars. En zie Hem daar liggen, naakt in de kribbe. Armoedzaaiers zijn zijn ouders. Hij eindigt als een misdadiger aan het kruis. Ja, het is naïef om vanuit de goddelijke heerlijkheid als armoedzaaier tussen de mensen te komen wonen. Ik zal Hem blijven volgen, ook al vinden velen mij maar een ventje van niks. Maar ik zal mijn best doen om niet teveel op de zenuwen van mijn broeders te werken. Want Hem volgen doen wij samen, dat hebben we aan elkaar beloofd. Nu gaan we kerstmis vieren |