Kerst met broeder Juniperus: het verhaal van de arme vrouw
Elke week laten we een ander personage uit het verhaal van Broeder Juniperus en de zilveren ringen aan het woord:
deze tweede week van de advent luisteren we naar de arme vrouw die gaat bedelen om haar kinderen eten te kunnen geven.
deze tweede week van de advent luisteren we naar de arme vrouw die gaat bedelen om haar kinderen eten te kunnen geven.
|
Straks is het Kerstmis. Hier sta ik dan. Zou ik durven? Durf ik op de deur van deze mannen kloppen? Nog even wachten. Maar het moet. Thuis zitten drie kinderen te wachten op eten. Dat hebben ze sedert gisteren niet meer gehad. Ik heb niets meer. Je zou denken dat de vader van de kinderen voor hen zou zorgen. Maar die is verdwenen met de noorderzon.
Bedelen is de enige oplossing die ik nog kan bedenken is. Niet vanzelfsprekend. Toegeven dat je het zelf niet redt. Bekennen dat je tekort komt. Ik weet het: er zijn veel bedelaars tegenwoordig. Het leven is voor velen moeilijk. Maar dit dat mij zou overkomen? Dat had ik nooit gedacht. |
Het ging allemaal goed. Veel hadden we niet maar we hadden genoeg. Tot ik die morgen opstond en merkte dat mijn man verdwenen was. Onvoorstelbaar. Een vrouw alleen met drie kinderen. Niemand die voor ons zorgt.
En hier sta ik dus. Bij de rijken moet ik nu niet gaan bedelen. Die zetten nu de feesttafel klaar. Morgen zetten ze de restjes aan de deur. Het wordt Kerstmis. Ik wil mijn kinderen nu eten geven.
Achter deze deur wonen mannen die bijna even arm zijn als ik. Het enige verschil: zij hebben ervoor gekozen. Er zitten enkele mannen bij die vroeger rijk waren en alles weggegeven hebben. Hoe gek kan je zijn? Armoede kiezen… Ik niet! Het is een troepje mannen die Francesco Bernardone volgt. Nog zo’n rare man. Die kon de hele handelszaak van zijn vader overnemen. Nu loopt hij rond in lompen. Ik ben eens gaan luisteren als hij aan het spreken was op de markt. Hij had het over Jezus die ook arm geweest is. Jaja, Jezus heeft niks tekort gehad, denk ik dan.
Want armoede is een vernedering. Ik ben geen mens meer in de ogen van velen. Ik ben maar een bedelaar. Een nietsnut. ‘Ze moet maar beter haar best doen’ zeggen ze. Zeg mij hoe ik dat zou kunnen doen. Armoede is mij overkomen. Hoe graag zou ik kunnen uitdelen. Met gulle hand geven aan wie hulp nodig heeft. Geven is zoveel gemakkelijker dan moeten vragen.
Nee, ik durf niet kloppen. De schaamte overvalt mij. Zie mij hier staan. Ik voel me nu een niemand. In een klein bijgebouwtje brandt licht. Door het venster zie ik kaarslicht. Mooi is het daarbinnen. Alles staat klaar voor de kerstviering. Prachtig versierd. Raar eigenlijk: hoe die arme mannen zo uitbundig hun kleine kerkje versieren. Ik zou kiezen voor eten en kleren! Niet voor gouden ringen en uitbundige versiering. Jezus was toch ook arm?
Ik raap mijn moed bijeen. Mijn kinderen moeten eten. Ik klop. Nog eens. Ze horen mij niet. Ik bonk op de deur. Ik hoor voetstappen. De deur gaat open….
En hier sta ik dus. Bij de rijken moet ik nu niet gaan bedelen. Die zetten nu de feesttafel klaar. Morgen zetten ze de restjes aan de deur. Het wordt Kerstmis. Ik wil mijn kinderen nu eten geven.
Achter deze deur wonen mannen die bijna even arm zijn als ik. Het enige verschil: zij hebben ervoor gekozen. Er zitten enkele mannen bij die vroeger rijk waren en alles weggegeven hebben. Hoe gek kan je zijn? Armoede kiezen… Ik niet! Het is een troepje mannen die Francesco Bernardone volgt. Nog zo’n rare man. Die kon de hele handelszaak van zijn vader overnemen. Nu loopt hij rond in lompen. Ik ben eens gaan luisteren als hij aan het spreken was op de markt. Hij had het over Jezus die ook arm geweest is. Jaja, Jezus heeft niks tekort gehad, denk ik dan.
Want armoede is een vernedering. Ik ben geen mens meer in de ogen van velen. Ik ben maar een bedelaar. Een nietsnut. ‘Ze moet maar beter haar best doen’ zeggen ze. Zeg mij hoe ik dat zou kunnen doen. Armoede is mij overkomen. Hoe graag zou ik kunnen uitdelen. Met gulle hand geven aan wie hulp nodig heeft. Geven is zoveel gemakkelijker dan moeten vragen.
Nee, ik durf niet kloppen. De schaamte overvalt mij. Zie mij hier staan. Ik voel me nu een niemand. In een klein bijgebouwtje brandt licht. Door het venster zie ik kaarslicht. Mooi is het daarbinnen. Alles staat klaar voor de kerstviering. Prachtig versierd. Raar eigenlijk: hoe die arme mannen zo uitbundig hun kleine kerkje versieren. Ik zou kiezen voor eten en kleren! Niet voor gouden ringen en uitbundige versiering. Jezus was toch ook arm?
Ik raap mijn moed bijeen. Mijn kinderen moeten eten. Ik klop. Nog eens. Ze horen mij niet. Ik bonk op de deur. Ik hoor voetstappen. De deur gaat open….