Kerst met broeder Juniperus: een brief aan broeder Juniperus
Elke week laten we een ander personage uit het verhaal van Broeder Juniperus en de zilveren ringen aan het woord:
deze vierde week schrijven we een brief aan broeder Juniperus zelf.
deze vierde week schrijven we een brief aan broeder Juniperus zelf.
|
Beste Broeder Juniperus, Het zal je misschien verbazen om een brief van mij te krijgen. Je kent me waarschijnlijk niet. Maar ik heb al veel over u gehoord. Als jonge man raak je geboeid door de verhalen van broeder Franciscus. Hij kan zo schoon vertellen over het evangelie. Je volgt hem, maar meer nog wil je Jezus volgen. Arm zijn als Jezus. Arm met de minsten. Minderbroeder. Het lijkt zo eenvoudig. |
Voor jou is het ook eenvoudig. Zeker op dit kerstfeest, nu broeder koster je vraagt om even te waken in de kerk. Wat een gelukzalig moment. In gebed verzonken voel je je kort bij het kindje Jezus, bijna naakt in de kribbe. Sinds die kerstviering in Greccio is dit een bijzondere dag voor alle broeders. Zij zijn nu aan tafel, die speciaal vandaag overvloediger gedekt is. Ja, zelfs in kerk is het altaar rijkelijk versierd.
Voor jou maakt het weinig verschil. Of toch een verschil? Want je houdt van het gewone. Hoe eenvoudiger, hoe korter bij Jezus. Dat typeert je. De broeders weten dat. Je hebt wel eens hun verdoken lachje gezien, niet echt misprijzend, maar sommigen noemen je een ‘simpele ziel’. Wat ze ook denken, het kan je weinig schelen, want vanbinnen ben je vrij. Vrij voor Jezus.
Op deze kerstdag ben je diep in gebed verzonken en hoor je niet meteen de arme vrouw die naar binnen komt en om een aalmoes vraagt. Is het misschien Jezus incognito? Hoe zou je Hem iets kunnen weigeren? Voor jou telt maar één gedachte: ’Delen van wat op tafel staat’. Brood of wijn kan je niet geven, maar die enkele zilveren ringen, dat is in jouw ogen een minimum. En ach, in een opwelling van liefde, zonder nadenken, geef je de ringen weg. Voor jou zijn ze overbodig, voor de vrouw betekenen ze meer dan eten en drinken voor één dag. Geen aalmoes maar het begin van een nieuw leven. Licht in de duisternis, een weg, weg uit de armoede.
Dat broeder koster er heel anders over denkt, dat kan je wel begrijpen. En ook broeder generaal die je achteraf berispt in de aanwezigheid van alle broeders. Je ondergaat dat geduldig en nederig. Want op deze manier kan je nog korter bij Jezus staan die zoveel geleden had. Je blijft kort bij Hem. En daardoor kort bij jezelf. Innerlijk vrij.
Dat is wellicht ook de reden waarom je meteen opmerkt dat broeder generaal door het roepen last krijgt van zijn stem. Heesheid, daar weet je wel een goed middeltje voor: meelpap met echte boter. Het kan niet wachten tot morgen. Midden in de nacht, met een kaars in de hand - licht in de duisternis – breng je de pap naar je zieke broeder. Als hij, al je goedheid en inspanning ten spijt, blijft weigeren kan zelfs dat je ware vriendelijkheid niet schaden. Geen ergernis, geen verwijt. Maar met een dierbaar vers van Mattheüs in gedachten, keer je de dan maar de rollen om. ‘Maar wanneer het huis die vrede niet waard is, moge de vrede dan naar jou terugkeren.’ En zo wil je dan zelf de meelpap opeten. Tegen zoveel volgehouden eenvoud, heeft broeder generaal geen verweer meer. Zijn hart wordt eindelijk geraakt. Weg de functie van generaal, weg de harde schijn van ergernis. Wat blijft is de kern: doorleefd broederschap.
Voor jou maakt het weinig verschil. Of toch een verschil? Want je houdt van het gewone. Hoe eenvoudiger, hoe korter bij Jezus. Dat typeert je. De broeders weten dat. Je hebt wel eens hun verdoken lachje gezien, niet echt misprijzend, maar sommigen noemen je een ‘simpele ziel’. Wat ze ook denken, het kan je weinig schelen, want vanbinnen ben je vrij. Vrij voor Jezus.
Op deze kerstdag ben je diep in gebed verzonken en hoor je niet meteen de arme vrouw die naar binnen komt en om een aalmoes vraagt. Is het misschien Jezus incognito? Hoe zou je Hem iets kunnen weigeren? Voor jou telt maar één gedachte: ’Delen van wat op tafel staat’. Brood of wijn kan je niet geven, maar die enkele zilveren ringen, dat is in jouw ogen een minimum. En ach, in een opwelling van liefde, zonder nadenken, geef je de ringen weg. Voor jou zijn ze overbodig, voor de vrouw betekenen ze meer dan eten en drinken voor één dag. Geen aalmoes maar het begin van een nieuw leven. Licht in de duisternis, een weg, weg uit de armoede.
Dat broeder koster er heel anders over denkt, dat kan je wel begrijpen. En ook broeder generaal die je achteraf berispt in de aanwezigheid van alle broeders. Je ondergaat dat geduldig en nederig. Want op deze manier kan je nog korter bij Jezus staan die zoveel geleden had. Je blijft kort bij Hem. En daardoor kort bij jezelf. Innerlijk vrij.
Dat is wellicht ook de reden waarom je meteen opmerkt dat broeder generaal door het roepen last krijgt van zijn stem. Heesheid, daar weet je wel een goed middeltje voor: meelpap met echte boter. Het kan niet wachten tot morgen. Midden in de nacht, met een kaars in de hand - licht in de duisternis – breng je de pap naar je zieke broeder. Als hij, al je goedheid en inspanning ten spijt, blijft weigeren kan zelfs dat je ware vriendelijkheid niet schaden. Geen ergernis, geen verwijt. Maar met een dierbaar vers van Mattheüs in gedachten, keer je de dan maar de rollen om. ‘Maar wanneer het huis die vrede niet waard is, moge de vrede dan naar jou terugkeren.’ En zo wil je dan zelf de meelpap opeten. Tegen zoveel volgehouden eenvoud, heeft broeder generaal geen verweer meer. Zijn hart wordt eindelijk geraakt. Weg de functie van generaal, weg de harde schijn van ergernis. Wat blijft is de kern: doorleefd broederschap.