Binnen of buiten

De broeder, hij staat binnen, 
vraagt naar informatie: 
Vreemdeling, vluchteling, migrant,…
Wie ben je, wat kom je hier doen?
Wat is je ware aard? 
Wat is je identiteit?
 
Franciscus, hij staat buiten,
maakt zich kenbaar als broeder.
Hij noemt zijn eigen naam,
in alle eenvoud: ‘broeder Franciscus’.
Hij beroept zich niet op zijn status als stichter.
maar verwijst naar de relatie, 
naar de verbondenheid die al aanwezig is.
In al zijn kwetsbaarheid staat hij daar als broeder. 
 
Broederschap, dàt is de ware aard van zijn identiteit.